Brief 10/H6: een stem in de tijd

Heremiet loopt zenuwachtig rond en bouwt een omheining. Hij schrijft Kind een brief over zijn angsten.

Iedereen die ik ken, heeft een zelfde soort huis
en het zit als een schil rond hen heen,
veranderend met de jaren.
Eerst zacht, dan geschaafder,
groter, boller,
rimpeliger, roestiger
tot het aan de lucht droogt, 
schilfert en uithardt.

Iedereen die ik ken, wil zich beschermd weten,
maar daarvoor hebben we extensies nodig:
muren, wegversperringen, schrikdraad.

Kind,

Er is iets veranderd. Ik kan er niet de vinger op leggen, maar er is een bezorgdheid over me gekomen die me omspant. Ik begrijp het zelf niet. Als ik de blokhut verlaat, voel ik me schichtiger dan anders. Wanneer ik het pad afwandel, speur ik tussen de bomen, maar geloof me, het zijn niet de beren – 
Wanneer ik mijn vriend Matzikivi nader, voel ik hart en handen zwaar worden. Het is alsof er zich op het domein een gevaarlijk dier beweegt dat ik niet ken. Een nieuw wezen, dreigend en afschrikwekkend.

Het duurt nu al een paar dagen. Eigenlijk duurt het al langer dan een week. Omdat het hangslot aan mijn deur misschien onvoldoende is om me tegen mogelijke indringers te beschermen, ben ik een omheining aan het bouwen rond het stuk dat ik als het mijne beschouw. Langs de kant van het bos bouw ik een houtwal, de kant die uitkijkt op de zee omspan ik met stukken draad die ik in het tuinhok heb gevonden. Dichtbij het poortje aan de ingang heb ik een bord gezet met mijn naam op en daaronder het woord park. Dat was een bizarre actie. Ik schilderde de letters op het houten bord met sjablonen die ik zelf had uitgesneden en besefte dat ik al die tijd niet meer aan mijn eigen naam had gedacht. Was dit eigenlijk wel mijn naam? Heette ik vroeger ook zo? Of had ik mij ergens vergist?

Aan de omheining bouwde ik, ik ben er best trots op, een systeem waardoor ik meteen te weten kom wanneer er indringers zijn. Een netwerk van gespannen draden staat in verbinding met een belletje binnenin de blokhut. Het was wat knutselwerk, maar nu weet ik het meteen als iemand mijn domein nadert. Met een klankbeker kan ik luisteren wat er aan de hand is. Ik heb ook een soort wildcamera gefabriceerd die mij sinds het in diensttreden al een foto van een patrijs, een wazige ganzenvleugel – Ik ben niet helemaal zeker over het type – en de staart van ofwel een vos ofwel een wasbeer – dat kan ik niet goed zien – heeft opgeleverd.

Je vraagt me nu waarschijnlijk af welk stuk ik heb afgebakend. Je herinnert je misschien mijn oude tuin? Het zal je niet verwonderen dat ik voor mijn afbakening ongeveer dezelfde maten heb genomen, zodat mijn domein op palganeemmeer en meer begint te lijken op de groot uitgevallen tuin waarin je vroeger speelde, met bomen die tot in de hemel reikten en verstopplekjes overal.

De tuin die we steeds groter probeerden te maken. Wanneer we het huis verlieten, namen we zaadbommen mee die we overal probeerden te verstoppen. Zaadbommen die we tussen spleten in het voetpad staken, tussen de scheuren in een tuinmuur. Op een keer, weet je nog, hadden de mannen van de groendienst een gewortelde linde laten staan ergens verder in de straat – 

We braken het trottoir open om hem te planten, weet je nog?

Weet je nog, misschien ook niet, je was zo klein.

Digitale tijden vragen om analoge antwoorden! Deze brief kan zich moeilijk ontvouwen in een blogpost. Krijg je hem graag toegestuurd? Bestel hem dan via deze link. Je kan ook andere brieven uit het project bestellen.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

%d bloggers like this: